Visie op energie

Als we de opwarming van de aarde binnen aanvaardbare perken willen houden, moet onze CO2-uitstoot sterk naar beneden. Daar is ondertussen nog weinig discussie over. Indien bedrijven, woningen en de energiesector de productie van CO2 verminderen dienen te verminderen kan dat maar op 2 manieren: minder energie gebruiken en de energie die we gebruiken op een duurzame manier produceren. Willen we zelfs maar in de buurt komen van wat nodig is zullen we de beiden optimaal moeten combineren. Bedrijven zijn belangrijke afnemers van energie. Van hen moet bijgevolg ook een belangrijke bijdrage komen in de CO2-reductie. Maar van een “groen bedrijf” zullen we in de toekomst nog meer moeten verwachten.

Wat geldt voor burgers en overheden, geldt bij uitstek ook voor ondernemingen: in de toekomst zijn alle bedrijven groen. Maar hoe ziet zo’n “groen bedrijf” eruit? Wat behoort een (milieu-)verantwoord bedrijf anders te doen dan vandaag? Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Vraag dat maar aan regeringen over heel Europa die zich allemaal op één of ander punt al wel miskeken hebben op het effect van hun duurzaamheidsmaatregelen.

De duurzaamheidsindustrie is een nieuwe industrie, die op een zeldzame uitzondering na, 10 jaar geleden niet bestond. Dat wordt weleens vergeten. Het verklaart waarom de nieuwe inzichten elkaar zo snel opvolgen en waarom de markt zo weinig stabiel is. Dat die markt zo snel wijzigt is eigenlijk geen voordeel. Niet voor beleidsmakers, maar ook niet voor bedrijven die willen, of moeten investeren in duurzaamheid. Het is niet verwonderlijk dat heel wat ondernemers de kat liever nog even uit de boom kijken. En dat terwijl de tijd dringt.

Samengevat: wie zich waagt aan voorspellingen in de duurzaamheidssector begeeft zich op glad ijs. Toch worden langzaam een paar trendlijnen duidelijk. Lijnen waarlangs het traject naar duurzaamheid voor bedrijven zich naar alle waarschijnlijkheid zal ontwikkelen.

De basis: wees zo efficiënt mogelijk

De meest duurzame energie is de energie die men niet gebruikt. Gezin, overheid of bedrijf, onze eerste opdracht is om zo efficiënt mogelijk om te springen met energie. Gezinnen weten al langer dat het weinig zin heeft om te investeren in een energiezuinige verwarmingsketel als het dak niet eens geïsoleerd is. Datzelfde principe geldt, zij het wat technischer en complexer, ook in bedrijven.

Energiebesparing wordt automatisch geassocieerd met het verbeteren of vervangen van bestaande infrastructuur. Begrijpelijk - omdat er daar zeer grote besparingen gerealiseerd kunnen worden- maar niet geheel terecht. Ook bij nieuwbouwprojecten kan aandacht voor energie-efficiëntie heel wat energie, en dus ook geld, besparen. Op dat vlak leven nog altijd dezelfde twee misverstanden: een gebouw dat aan alle regels beantwoordt is per definitie energiezuiniger en alles wat verder gaat dan de opgelegde regels wordt als duur ervaren. Een gebouw dat beter presteert dan wat wordt gevraagd is in de ogen van velen alleen weggelegd voor grote organisaties die geld beschikbaar hebben voor dit soort prestigeprojecten. Met Encon zullen we bewijzen dat deze stelling geen steek houdt. Als bescheiden KMO zijn we begonnen aan de bouw van ons nieuwe hoofdkantoor. Het wordt één van de duurzaamste gebouwen in Europa en is uniek in zijn soort. Toegegeven, het gebouw is duurder, maar het is betaalbaar duurder. Het prijsverschil wordt terugbetaald door lagere energiefacturen, een hoger werkcomfort, een aangenamere werkomgeving voor de medewerkers. De total cost of ownership is dus lager en het gebouw behoudt zijn waarde over de jaren.

De druk om energieverspillers weg te werken zal alleen maar toenemen. Tegelijkertijd komen er steeds meer instrumenten die bedrijven helpen om deze hoge verwachtingen realiseerbaar te maken. ESCO’s zijn daar een mooi voorbeeld van. ESCO’s helpen bedrijven investeren in energiebesparingen zonder dat ze daar zelf middelen voor moeten vrij maken.

Deeleconomie: samengebruik en huren

Zoals bijna overal, spelen ook in de energiesector een aantal schaaleffecten. Een bedrijf dat bijvoorbeeld veel warmte nodig heeft kan gemakkelijker op een rendabele manier investeren in een energievriendelijke warmteproductie dan een bedrijf dat die energie slechts beperkt nodig heeft.

Het bedrijventerrein 2.0 maakt stilaan opgang en komt aan deze problematiek tegemoet. Op zo’n bedrijventerrein wordt energie in verschillende vormen (warmte, koeling, perslucht, stoom, …) centraal opgewekt voor alle bedrijven en soms zelfs ook de omliggende woningen in de buurt van het industrieterrein. Er wordt ook centraal hernieuwbare energie opgewekt. Bedrijven kopen de energievormen dan als een dienst. Hierdoor kunnen vele kleinere bedrijven gebruik maken van grote installaties die voordeliger zijn in aankoop, rendabeler in gebruik, energie-efficiënter en gemakkelijker regelconform zijn en blijven. Vergelijk het met een boormachine: het is zonde dat een gezin investeert in een zeer goede, maar ook dure boormachine als men weet dat zo’n machine gedurende heel zijn levensduur gemiddeld 12 minuten (!) zal draaien. Als een hele straat diezelfde boormachine kan gebruiken, rendeert de aankoop wellicht wel. En is het ook verstandig om in een zeer degelijk exemplaar te investeren.

In het bedrijfsleven ontstaat dezelfde deelcultuur die we ook bij particulieren zien groeien. Denk maar aan autodelen zoals Cambio dat doet. Maar ook het beschikbaar maken van een kamer die anders leeg staat via Airbnb zit in die categorie.

Het is voor ons vandaag iets minder gemakkelijk voor te stellen, maar als we onze activa niet meer zien als producten die we aankopen, maar als diensten die we inkopen, dan kunnen die middelen beter worden ingezet. Deze benadering zal ervoor zorgen dat fabrikanten de levensduur van hun toestellen zullen willen verhogen. De gebruikskosten worden gedeeld en zullen dus dalen. Omdat Europese producten een betere kwaliteit en betrouwbaarheid hebben dan die uit de andere continenten, biedt dit enorme opportuniteiten voor ons.

Community-model

Een economisch model dat denkt in termen van delen, is de ideale basis voor een community-model. Dat is een cross-over-variant waarbij burgers en bedrijven samen investeren. Ze dragen samen de kosten, maar delen ook samen in de opbrengst. Dit model is minder futuristisch dan het misschien lijkt. In sommige windturbine-projecten wordt het nu al gebruikt. Bij Inesco werken we aan een model waarbij werknemers mee kunnen investeren in de energiebesparingsprojecten van hun bedrijf. Het bedrijf moet minder eigen middelen vrij maken, de werknemers delen mee in de opbrengst. Hierdoor krijg je bovendien meer dan extra CO2-besparing alleen. Je krijgt een gedeeld project waarbij het hele bedrijf nadenkt over hoe men het best energie kan besparen. Een community gaat niet alleen over euro’s maar ook over het verhogen van het draagvlak en de betrokkenheid.

Denken voorbij de eigen schakel

Het bedrijf van de toekomst zal echter nog meer doen dan alleen maar produceren op de meest duurzame manier. Zijn producten en diensten moeten zelf ook bijdragen aan een betere, groenere en duurzamere levensstijl. Ondernemers zullen breder moeten leren kijken dan de eigen schakel, de plaats die hun product of dienst inneemt in de totale gebruiksketen. Circulair denken is daar één voorbeeld van. Ontwerpers denken niet meer alleen aan het gebruik van een bepaald product, maar houden op de tekentafel al rekening met wat een ander bedrijf, helemaal op het einde van de gebruiksketen, kan doen met alle onderdelen wanneer het product niet meer wordt gebruikt (lees: hoe de gebruikte grondstoffen zo goed en efficiënt mogelijk kunnen worden gerecycleerd). Een voorbeeld hiervan is het project ‘Net Positiva’in Chili, een visnet ophaal- en recyclageprogramma. Hierbij worden visnetten die in zich in de oceaan bevinden omgevormd tot duurzame skateboarden. In de volledige keten is hier een optimalisatie bereikt, waardoor de oceanen minder vervuild worden. Het maken van skateboarden uit gerecycleerde visnetten vermindert de behoefte aan grondstoffen voor kunststof op basis van fossiele brandstoffen, waardoor er een CO2-besparing wordt bereikt van 70%!

Anders denken

De vijfde trendlijn is een bijzondere. Ze zit niet op hetzelfde niveau als de anderen, maar situeert zich hoger. Het is een voorwaarde om de andere te laten lukken: we moeten op een andere manier leren denken. Vandaag bekijken we al onze inspanningen, ook die voor het milieu, op dezelfde manier. ‘Ik heb nu goedkope stroom van mijn windturbine of zonnepanelen, dus nu moet ik niet meer investeren in besparingen.’ Het is een redenering die we vaker horen. Puur financieel klopt ze ook nog enigszins. Maar ecologisch slaat ze nergens op.

Onze kinderen zullen in ieder geval de gevolgen voelen van wat wij nu doen. We kunnen dus maar beter in actie schieten. Er is veel mogelijk, maar we moeten het willen doen. Dat willen is er nog niet voldoende, blijkt uit de praktijk. Heel wat interessante, energiebesparende investeringen gebeuren niet terwijl ze al zeer snel geld opbrengen.

Maar het kan wel. Tesla toont dat milieuvriendelijk rijden een imago kan hebben dat kan concurreren met de grootste merken. Wat Tesla doet moeten wij op bredere schaal ook durven doen.

Tesla is in de automobielsector nog altijd een kleine speler. Maar het merk heeft de autowereld in zijn eentje op zijn kop gezet -op 5 jaar tijd- door op een heel andere manier naar de auto te kijken. En naar de productie ervan.

Vlaanderen heeft de potentie om de Tesla van de economische wereld te worden. We hebben toppers in alle sectoren: maakindustrie, logistiek, chemie, automobiel, en een brede dienstensector. Onze knowhow is bij de beste van de wereld. Maar ondernemers waarschuwen al lang dat de lageloonlanden ons snel bijbenen. We moeten een nieuw concurrentieel voordeel vinden.

Dat voordeel ligt voor onze neus. Onze hele economie en  maatschappij zal zich moeten aanpassen. Niet op lange termijn, maar snel. Daar dwingt de klimaatopwarming ons toe. De vierde economische revolutie zal de revolutie naar duurzaamheid zijn. Geen evolutie, want daar hebben we de tijd niet voor. Vlaanderen heeft alle troeven in handen om daarin een voortrekkersrol te spelen. We moeten de opportuniteiten alleen willen, of beter nog, durven zien. Onze dichtbebouwde regio, bijvoorbeeld, maakt het moeilijker om veel windturbines te plaatsen. Maar die dichtbebouwde regio is ook een troef. Als bedrijven korter bij elkaar liggen kunnen we gemakkelijker energie en utiliteiten delen. We kunnen de proeftuin zijn waar we, gemakkelijker dan elders, unieke kennis en ervaring kunnen opdoen. Kennis die we vervolgens kunnen exporteren naar het buitenland.

Vlaanderen heeft de middelen en de kennis om een voortrekkersrol te spelen. Het verschil zit hem nu nog in de durf en de absolute wil om te slagen. Vlaanderen kan morgen het Silicon Valley van de 4e industriële revolutie worden. Maar die beweging kan alleen worden ingezet door het bedrijfsleven, met de hulp van een flexibel beleid. Overheden, KMO’s en multinationals gaan er samen voor. We kunnen een verschil maken dat ons niet alleen een economische, maar ook een gezonde en duurzame toekomst geeft. Een toekomst voor onze kinderen. Het komt er op aan om nu actie te nemen!

 

Donwload hieronder het persbericht