Opiniestuk - Kernenergie-crisis - Stellen we wel de juiste vragen?

Het zijn barre tijden voor de mensen in Japan. En met de dreigende kernramp in Fukushima heeft de energiesector er wereldwijd ook een gigantisch probleem bij. De moeilijkheden die de goed georganiseerde en immer koelbloedige Japanners hebben met hun kerncentrales, hebben zelfs het immense leed van de aardbeving en de verwoestingen van de daarop volgende tsunamie naar de achtergrond geduwd. Alle ogen zijn gericht op Fukushima. En op alle andere kerncentrales over de hele wereld.

Discussies over de veiligheid van kernenergie staan plots weer helemaal bovenaan de agenda. Ook in ons land. Het is goed dat we onze werking en procedures in vraag stellen om de veiligheid van iedereen te garanderen.

Maar wat ook het antwoord is op deze veiligheidsvraag, uitgerekend vandaag is duidelijk dat we ons ook andere vragen zullen moeten stellen. Niet meer dan een week geleden vulde de opstand in Libië nog alle voorpagina’s. Welke invloed de onlusten hebben op onze energieprijzen is ondertussen duidelijk aan de benzinepomp. Enkele maanden geleden kreeg het olielek in de Golf van Mexico alle aandacht. De combinatie van deze gebeurtenissen moet ons aan het denken zetten.

We rekenen 1 kost, maar hebben er 3

Onze energie heeft eigenlijk 3 soorten kosten. Vanzelfsprekend zijn de productiekosten. Het zijn de enige kosten waar onze samenleving nu echt rekening mee houdt. Daarnaast heeft elke vorm van energieopwekking ook een maatschappelijke kost: CO2-uitstoot, andere milieulasten, geluidshinder, visuele hinder, risico’s voor de volksgezondheid… De maatschappelijke kost is voor elke energievorm anders. Deze kost wordt nu nauwelijks of niet doorgerekend. Hoe groot die, nu vaak verdoken, kost kan zijn wordt in Japan meer dan duidelijk. Net zoals in de Golf van Mexico.

Een derde kost is onze afhankelijkheidskost. Een belangrijke kost, die nu helemaal wordt vergeten. In Europa zijn we erg afhankelijk van energiebronnen waarover we zelf niet beschikken. Hun prijs schommelt door gebeurtenissen waar we weinig of geen invloed op kunnen of willen uitoefenen..

Hoe kunnen we ons wapenen tegen de steeds hoger wordende kostprijs en de kostprijsschommelingen die rechtstreeks verbonden zijn aan onze energieafhankelijkheid? En in welke penibele situatie zitten we, zonder vooruit te lopen op de resultaten van de veiligheidsvraag, als we tot de conclusie zouden komen dat we kernenergie maar beter zouden afbouwen? Dan houden we nog geen rekening met de CO2-impact van zo’n beslissing.

Toch is dit geen pleidooi voor het openhouden van kerncentrales. Dit is evenmin een vraag voor sluiting. We willen hier vooral aandacht voor een andere discussie, een discussie die nu veel te weinig of niet wordt gevoerd.

De vergeten vraag

We moeten ons afvragen of we zonne-energie, windenergie, biomassa-installaties en alle andere vormen van duurzame energieopwekking in ons land wel voldoende kansen geven. Hun directe productiekost ligt wat hoger, maar die wordt ruimschoots gecompenseerd door hun lage maatschappelijke en afhankelijkheidskost.

Toegegeven, we zullen met hernieuwbare energie nog niet zo snel de energievoorziening van een kerncentrale kunnen vervangen.

Maar als we de alternatieve energie een echte kans willen geven, dan moeten we de sector gaan benaderen als een volwaardige industrie. We moeten een (juridisch) kader scheppen dat de industrie voorspelbaar maakt zodat geïnteresseerde investeerders, en zo zijn er gelukkig veel, de risico’s en terugverdientijden juist kunnen inschatten. Ons systeem moet er bijvoorbeeld op voorzien zijn om binnen de 6 maanden een vergunning rond te krijgen voor het plaatsen van een windmolen. In Wallonië kan het. Er moet een systeem komen dat de brandstofprijzen voor biomassa-centrales voorspelbaar maakt. Er zijn op heel wat vlakken inspanningen nodig om voor de hernieuwbare energiesector –laat ons het woord alternatief maar even vergeten- een volwaardig economisch kader te scheppen. Maar het is noodzakelijk. Voor de sector en voor onze energietoekomst.

Minder verbruiken

Er is nog een ander soort energiecentrale waar onze Belgische energiesector en het milieu veel nut van kunnen hebben. Ze is uitgesproken milieuvriendelijk en levert onverwacht veel energie op: de negawatt-centrale.

De nega-watt-centrale is de centrale die er niet moet komen dankzij gerealiseerde energiebesparingen. Het is in eerste opzicht misschien een wat vreemd beeld, maar het maakt erg duidelijk hoeveel energie er kan worden gespaard.

Uit onze eigen werking weten we hoe hoog de energiebesparingen zijn die een bedrijf kan realiseren in bijna alle aspecten van zijn werking, van verlichting tot het gebruik van proceswarmte en perslucht. Er werd al gedacht aan witte stroomcertificaten, die energiebesparingsprojecten meer haalbaar helpen maken. We moeten deze idee opnieuw oppakken.

We hebben nog een hele weg te gaan eer we zonder de traditionele energievoorziening zullen kunnen. Maar een belangrijker aandeel van de eigen, hernieuwbare energieproductie is alvast een belangrijke stap in de goede richting. Het is een stap die de steun van iedereen verdient.